top of page

Chowpatty Beach

by Marona van den Heuvel

​

 

’Klop klop klop’

Ik blijf strak voor me uit kijken.

‘Klop klop klop’ op de autoruit, deze keer luider en indringender.

Nog steeds blijf ik uitdrukkingsloos voor me uitstaren in een poging net te doen of ik het niet hoor.

‘Madam, madam!’

Ik fixeer mijn blik op het oranje-witte Ganeshbeeldje voorop het dashboard van de auto.

‘Madam, madam!’

Niet kijken, zodra je oogcontact maakt ben je verloren.

Nog luider geklop, vanuit mijn ooghoek zie ik een klein meisje dat met haar duim en een paar vingers bij elkaar een ‘eten’ gebaar maakt bij haar mond.

Langzaam trekt de chauffeur op, de auto rolt een paar meter verder langs Chowpatty Beach. Het meisje blijft achter en staat nu voor een volgende auto, waar ze meteen op de ruit begint te kloppen en hetzelfde gebaar maakt.

‘Waarom mag je bedelkinderen eigenlijk geen geld geven, mama?’ vraagt mijn dochter Faye die naast me zit.

Tsja, dat is een lastige vraag. ‘Omdat je ze niet helpt door ze iets te geven…?’

Faye trekt het schaduwgordijntje naar beneden voor het autoraam waar het meisje inmiddels weer is verschenen. Het bedelmeisje is een paar jaar jonger dan Faye, haar huid is helemaal verschilferd en ze probeert met opengesperde ogen langs het gordijntje te kijken. Het is te vreselijk om aan te zien.

 

De chauffeur had het ooit al eens uitgelegd. ‘It is no good, madam’, had hij gezegd. ‘Deze kinderen horen bij maffia-bendes en ’s avonds moeten ze alles inleveren wat ze overdag bij elkaar hebben gebedeld. De politie houdt ze de hand boven het hoofd, die zijn onderdeel van het systeem.’ Dat klinkt logisch, waarom anders slapen er groepen bedelaars op het strand precies voor de politiepost waar besnorde agenten de hele dag staan, wijdbeens of leunend op hun lati’s. De agenten houden auto’s aan en verzinnen redenen om de chauffeurs 200 of 300 roepies af te troggelen. Maar de bedelaars laten ze met rust, naar de bedelkinderen draaien ze hun hoofd niet eens om.

 

Ook een twintigjarige Mumbaikar had het me uitgelegd, ‘Je helpt ze er niet mee door ze wat te geven’, had ze haar hoofd geschud. ‘Mijn moeder heeft weleens kleren gegeven aan de ouders, omdat veel van de kindjes in vodden of in hun blote billen lopen. Maar de volgende dag liepen de kinderen nog steeds in dezelfde vodden. De kleren van mijn moeder hadden ze doorverkocht…. Veel van de ouders zijn aan de drugs.’

 

India is niet het eerste land waar ik bedelkinderen tegenkom. In elk land waar ik heb gewoond zag ik ze, steeds op hun eigen manier en in hun eigen vorm. En elke keer op hun eigen manier schrijnend.

In Hanoi was er een man die elke dag een twee jaar oud kind huurde en dat drogeerde zodat het de hele dag bleef slapen, werd er gezegd. Bijna levenloos hing het kind in een rugzakje op zijn rug. Elke dag stond hij bij hetzelfde kruispunt met een meelijwekkend gezicht om geld te vragen. ‘s Avonds bracht hij het kind weer terug en betaalde de ouders hun deel, volgens de verhalen.

In de metro in Parijs zag je ze ineengedoken naast hun moeder op de trap zitten, handje vooruitgestoken. In Almaty zag je ze op kruispunten in de sneeuw. Overal weer anders en overal weer hartverscheurend. En overal dezelfde gesprekken met de mensen uit het land en dezelfde onmacht: hoe kun je ze helpen? Van iets te eten, een snoepje, worden ze toch in ieder geval een enkel moment blij? Maar wat hebben ze hier structureel aan? En al die anderen dan? Uiteraard moet het probleem via een andere weg, structureler worden aangepakt? Maar hoe? En kun je ze überhaupt wel helpen?

 

Hoeveel ik ook houd van het uitzicht als je over Marine Drive rijdt - de gladde zee die naadloos overgaat in de horizon, de feloranje zonsondergang, de paartjes die stiekem gearmd op de kade zitten, zich verbergend onder een grote pashmina, de vrolijke lichtjes van de Pearls Necklace, de grijzende Indiërs die yoga doen of hun ochtendwandeling maken, de vissersboten, de bhel-puri standjes - volledig mooi of paradijselijk zal het uitzicht nooit zijn. Altijd zul je opgeschrikt worden uit je mijmeringen door een bruut ’klop klop klop’ op de autoruit zodra je Chowpatty nadert. In een onbewaakt ogenblik kijk je dan in de ogen van een kindje dat geen leven en geen toekomst heeft. En in de ogen van je eigen onmacht.

 

 

Mumbai, februari 2016

 

Marona van den Heuvel

bottom of page